Prachtig, nietwaar? Als Alfa Romeo de Brera tegenwoordig zou lanceren, zou het internet helemaal losgaan. Giorgetto Giugiaro's ontwerp, voor het eerst onthuld als concept op de Autosalon van Genève in 2002, heeft de tand des tijds doorstaan. Het had zo naast exotische supercars aan de muur kunnen hangen. Maar in mijn geval prijkten daar Manchester United-posters. Sorry Alfa, zelfs de Brera kon Paul Scholes niet verdrijven.
Van alle auto's die mijn jeugddroom aanwakkerden, was de Brera toonaangevend. Het was niet alleen mooi, maar leek bovendien bereikbaar voor een jongen zonder zakgeld. Vanaf ongeveer £25.000 in 2005 leek het destijds onterecht exotisch voor het geld.
Mechanisch gezien was het echter een ander verhaal. Samen ontwikkeld met de 159, kon de Brera zijn schoonheid niet vertalen naar prestaties. Concurrenten zoals de Audi TT en Mazda RX-8 waren superieur, net als de BMW 3 Serie en Peugeot 407 coupés. Dynamisch sloeg de Brera de plank mis.
Totdat Prodrive het verbeterde. Met Eibach veren, Bilstein dempers, geometrieveranderingen en lichtere wielen werd de Brera S geboren. Slechts 500 exemplaren: Italiaanse elegantie, Brits vakmanschap. De ultieme Brera.
Hier rij ik... in de standaard 2.2. Niet bijzonder snel of wendbaar, en de besturing is traag. Maar het schakelen is fijn, het uitzicht geweldig en de reacties van voorbijgangers schitterend. Simpel rijplezier zonder moderne afleidingen.
Plots voel ik de koppeling sponsachtig worden. Is daar lucht...? De ramen werken niet meer mee. Ah, Alfa-bezit: vreugde, chaos, zorgen en af en toe een stopje.
Ik parkeer, mijmerend over de vraag: was de Brera een held die het ontmoeten waard was? Het bleef altijd een oppervlakkige liefde, een visueel genot. De beste Brera? Die aan de muur, niet op de oprit.
De Alfa Romeo Brera is een icoon van stijl dat zijn technische beperkingen niet weet te verbergen. Terwijl het rijplezier en het ontwerp nog steeds aanspreken, blijft de ultieme plek voor de Brera aan de muur, als een droom die nooit zijn glans verliest.